Welkom op onze site > Reisverhalen > Kenia

Kenia

half juli – begin augustus 2009

Aan de Keniaanse kant verloopt alles ook voorspoedig. Leuk is ook dat de prijs van het visum gehalveerd is. Minder leuk is weer de discussie over de wegenbelasting. Eerst moeten wij 60 dollar betalen. Nadat we uitleggen dat toch moeilijk voor slechte of überhaupt geen wegen betaald kan worden krijgen we het – typische Afrikaanse – antwoord dat ze met dit geld nu juist wegen kunnen aanleggen. Nadat Marcel protesteert dat je als toerist pas betaalt voor iets wat er is krijg hij 20 dollar korting. Ze helpen hem de formuliertjes verkeerd in te vullen (in het Nederlands is daar een mooi woord voor) waardoor de auto in het lage tarief terecht komt.

 

Even buiten de grensplaats vinden we een camping. De bazin, een sluw zakenvrouwtje, rekent ons naar plaatselijke begrippen de hoofdprijs (15 dollar). We zijn moe, zelfs om af te dingen en willen alleen maar eten. We kijken nog even bij haar in de pannen maar besluiten toch zelf ons potje te koken. De volgende dag blijken de douches niet te werken en dat is eigenlijk het enige dat we willen gebruiken. Marcel krijgt een discussie met mevrouw dat ze overrekent voor het kamperen en dat terwijl de faciliteiten niet eens op orde zijn. Uiteindelijk vertrekken we nadat we de helft hebben betaald.

 

We gaan richting Nairobi ook wel Nai-robbery genoemd. We zijn benieuwd.

De weg houdt erg op er wordt aan gewerkt, veel detours. Het landschap is droog en we rijden door bedrijvige dorpjes met kleurrijke markten. De Masai drijven hun kuddes langs de weg. We nemen een mooie binnendoor route naar de hoofdstad en het wordt drukker als we dichterbij komen.

 

   

 

Langs de route zijn vele kerkgenootschappen vertegenwoordig, elke afsplitsing van de christelijke kerk heeft hier wel een kerk staan. Aan het eind van de middag komen we bij Karen Camp.

De reisgids schrijft er leuk over maar het valt ons erg tegen, het is eigenlijk een parkeerplaats voor 2e hands trucks en we mogen daar tussen staan. De sfeer is niet prettig en we besluiten een andere plek te zoeken. We rijden door een chique wijk met veel Engelse landhuizen en gaan giraffes knuffelen. Het is een mini reservaat waar een aantal giraffes rondlopen. We staan op een plateau en de elegante beesten komen naar je toe zodat je ze kunt voeren en aaien. Fleur is helemaal in haar nopjes, het is tenslotte haar lievelingsdier.

 

Daarna vinden we een campsite aan de rand van de stad die vol staat met overlandtrucks en tentjes, een gezellige sfeer en we eten in het restaurant,

 

De volgende dag door de metropool Nairobi naar Jungle Junction. De GPS wijst de weg en we vinden het makkelijk. Jungle Junction is centraal gelegen en de plek waar bijna iedereen die van noord naar zuid of van zuid naar noord rijdt komt hier langs. Een gezellige plek en een hartelijke ontvangst door Chris, de Duitse eigenaar.

 

We komen nieuwe reizigers tegen maar ook weer bekende zoals de Zwitser Claudio met zijn motorfiets. S’avonds eten we een heerlijke maaltijd. We voelen ons al gauw thuis. Fleur en Tom kunnen heerlijk spelen en rennen in de grote binnentuin. De volgende dag nemen we de taxi naar de ambassade van Ethiopië.

Bij de ambassade moeten we, nadat we al onze papieren hebben ingeleverd, eerst de visakosten gaan betalen bij een bank. Marcel gaat met de taxi naar het zakencentrum en is net voor sluitingstijd weer terug. Daarna gaan we inkopen doen bij de Nakomat supermarkt waar van alles te koop is. Onder meer een groente –en fruitwinkel waar we  aardbeien, mandarijnen, broccoli en nog veel meer vitaminen kunnen kopen. Het klinkt allemaal zo gewoon maar voor ons is het pure luxe.

 

              

 

De dagen gaan voorbij met kletsen met andere reizigers, de website bijwerken, school voor Fleur en onderhoudsklusjes aan de camper. We horen van een Engels-Zweeds stel dat het visum voor Soedan hier eenvoudig te verkrijgen is. Zij hebben ook het plan om vanuit Soedan de ferry naar Saoudi Arabië te nemen. Bij het aanvragen van het visum voor Saoudi moet je kunnen aantonen dat je getrouwd bent. Zij hebben een mooie trouwakte op de computer nagemaakt en voor de lol maken we er een trouwceremonie van. Marcel is getuige bij de plechtigheid en na het zetten van de handtekeningen drinken we een pilsje op het prille geluk.

 

We willen elke dag weer verder gaan om het Masai Mara wildpark te bezichtigen, maar hebben het zo fijn zodat we dat elke dag uitstellen.

 

We besluiten om ook hier de visa voor Soedan aan te vragen. En inderdaad gaat dat heel soepeltjes en een stuk goedkoper dan we verwachten. De aanbevelingsbrief van de NL-ambassade in Dar es Salaam kunnen we alsnog gebruiken. De volgende dag hebben we weer een mooie stempel in ons paspoort erbij.

 

We gaan regelmatig naar de shoppingsmal en nemen dan de taxi. Tijdens de terugweg gaat de taxi horten en stoten en ja hoor de benzine is op. Dat risico zat er in want de brandstofmeter in de taxi’s staan altijd in het rood. Fleur en Tom blijven zitten en wij proberen de taxi naar de kant te duwen. De chauffeur vindt het wel handig en blijft gewoon op de weg rijden en terwijl wij duwen komen nog meer mensen helpen. Hij blijft sturen en wij krijgen er de slappe lach van en aan het eind van de weg zet hij de taxi toch maar aan de kant. Marcel geeft hem niettemin een gedeelte van de afgesproken ritprijs. Het laatste stukje naar de camping doen we lopend. De volgende dag komt de chauffeur naar ons toe dat we hem niet het volledige bedrag hebben betaald! Je blijft je verbazen.

 

Bij Jungle Junction is het inmiddels aardig druk geworden. Ineens gilt Fleur ‘De Duitsers, de Duitsers komen…’. Ze ziet de bovenkant van de auto van Jochem, Britta en de meisjes, boven de toegangspoort uitsteken.

 

S’avonds hebben we een gezellige barbecue en elkaar veel te vertellen. Voor hun zit de reis erop. Zij laten hun auto in Nairobi bij Chris staan en vertrekken met het vliegtuig naar Duitsland. Volgend jaar willen ze in de zomervakantie hier weer rondtrekken. Samen met Fleur ga ik met hun nog een middag de stad in om te shoppen.

 

   

 

We ontmoeten Loes en Bernd uit Nederland met hun Mercedusbus 608. Zij komen uit het noorden. Loes houdt wel van zottigheid, kwinkslagen en oproer, Marcel en Loes zijn dus aan elkaar gewaagd. Het klikt leuk zodat we besluiten met elkaar naar het Masai Mara park te reizen. Dit park staat bekend om de periodieke verhuizing van enorme aantallen gnoes en zebra’s van en naar het aangrenzende park Serengeti in Tanzania

 

Uiteindelijk vertrekken we op zaterdag naar het park. De stad uit gaat prima. Voor een stoplicht krijgt een politieagent het letterlijk en figuurlijk aan de stok met passagiers uit een bus. Het gaat er hard aan toe.

Na Nairobi rijden we vanuit het plateau de riftvallei in met prachtige vergezichten.

De Grote riftvallei is een langgerekt stelsel van valleien, dat loopt van Syrië tot Mozambique over een totale lengte van ruim 6000 km. Via de Rode Zee loopt het via Ethiopië, Afrika in. Deze enorme geul, met een breedte van 30 tot 100 km, is ongeveer acht miljoen jaren geleden ontstaan en de vorming van deze geul gaat nog steeds door. Naar verwachting zal over ongeveer tien miljoen jaar Oost-Afrika zich hebben afgescheiden van de rest van Afrika, zodra de geul door zeewater wordt gevuld.

Na de stad Narok vinden we vinden een plek voor de nacht bij een camp waar we de eerste gnoe’s en zebra´s zien. Na sms-contact komen Loes en Bernd een uurtje later aanrijden. We eten met elkaar en duiken dan snel ons bed in, de avonden zijn fris,

De volgende dag rijden we verder de omgeving is prachtig, de weg wordt van mindere kwaliteit en heel stoffig. Vlak voor het park splitsen we op: Loes en Bernd gaan informeren bij het toegangshek en wij naar The Mountain Rock campsite. De campsite valt tegen en we krijgen een smsje van Loes en Bernd dat ze het park ingaan en daar willen overnachten. Wij besluiten dat ook te doen.

 

Bij de ingang koopt Marcel de kaartjes, het bedrag is flink maar het lukt om voor de kinderen halve prijs te bedingen. Evengoed is het toch nog 200 dollar inclusief een overnachting in het park omdat we de 24 uur optimaal willen benutten.

We treffen ons gezelschap bij een groep gieren die zich heeft verzameld bij een zebrakadaver. Een indrukwekkend gezicht.

 

   

 

Het is al laat in de middag en we rijden op ons gemak naar de grens met Tanzania waar de campsite ligt. De omgeving is genieten, geweldige vergezichten met gnoe’s en zebra’s. Het doet ons denken aan beelden van de film van ‘Out of Africa’. Tegen de avond komen we bij de gate. Volgens de gps moeten we het park verlaten om bij de campsite te komen. Dat willen we niet omdat we dan morgenochtend weer opnieuw moet betalen. De parkwachters begrijpen ons eerst niet maar wijzen ons na veel gebaren de weg naar een stukje grond dat dus de campsite is. We klimmen boven op het dak van Pipeloi voor een “sundowner”, onder blanken een populair gebruik in Afrika. Een drankje tijdens de zonsondergang. We hebben een prachtig uitzicht en genieten van de geluiden van de vogels.

 

Het is al donker maar Loes en Bernd zijn er nog niet. Zij wilde nog een kleine tour door het park maken. Omdat in het park geen telefoonbereik is klim ik met een lantaarn op het dak zodra ik in de verte lichtjes zie. Even later komen ze aan hobbelen. S’avonds bekijken we een mooie fotoshow van Soedan en Ethiopië bij hun in de camper. Na een rustige nacht worden we gewekt door de vogels.

 

   

 

Bernd ontdekt dat er een scheur is ontstaan bij de ophanging van een van de verenpakketten van zijn camper. Hij kan een noodreparatie maken met spanbanden. Loes rijdt met ons mee om de campsite te betalen en Bernd maakt een proefritje om te kijken of de noodreparatie houdt. Het blijft zitten, zodat we toch de route nemen naar de westkant van het park. Bij een grote groep gnoe’s en zebra’s (vele duizenden) zetten we de auto’s aan de kant en klimmen op het dak, De dieren zijn rustig aan het grazen maar als er een zich in beweging zet gaat de hele meute erachter aan. Een imposant gezicht en wat een kracht.

 

We hobbelen verder, de wegen zijn ook in het park niet in beste staat. Bij de hippopool zijn rangers uitgerust met geweren en mogen we uit de auto. Marcel werpt gewoontegetrouw even een blik onder de auto en ontdekt dat erbij het rechterwiel iets mis is maar weet nu hoe hij dit kan repareren en kruipt onder de auto. Niet echt ontspannend met al het wild om ons heen. Wij lopen naar de rivier en zien een grote groep nijlpaarden met jongen in de rivier. Ze zijn aan het poedelen, geweldig die logge lijven van zo dicht bij te kunnen bekijken.

We rijden de ´Masia Triangel´ in, helaas bij de rivier is het rustig zodat we de gnoe’s niet door de rivier zien stormen. De krokodillen liggen er dan ook rustig bij. We rijden richting de Oolologate, twijfelen of we nog een nachtje blijven in het park, maar vinden de kosten toch te hoog. We treffen nog een groep olifanten, kudu’s, buffalo's en giraffes. Maar ook ooievaars en een hyena die er met een schedel van een gnoe vandoor gaat. Jammer want die had Marcel als souvenir op het oog.

 

   

 

Bij de gate doen ze niet moeilijk dat we langer in het park zijn gebleven. Voor de campsite, niet meer dan een stuk gras, wordt 25 dollar per persoon gerekend. We rijden verder en vinden een mooie plek voor een bushcamp. We hebben ons net geïnstalleerd als er een paar rangers aankomen die vragen ons om te vertrekken. Het is land van de Masai en niet veilig om te overnachten. Na een discussie besluiten we toch te vertrekken, het is nog vijf kilometer volgens het bordje naar een plek.

 

   

 

De weg wordt steeds slechter zodat we bij een Masaikraal vragen we of we voor de kraal mogen overnachten. Een meisje, als enige gekleed in spijkerbroek en T-shirt, spreekt goed Engels en haalt de dorpsoudste erbij. Als hij aankomt, gekleed in rode doek met en in zijn hand een speer, laat iedereen even hun hoofd zakken zodat hij een klopje op het voorhoofd kan geven. Hij is niet oud maar straalt gezag uit. Het meisje tolkt, voor een kleine vergoeding mogen we voor zijn kraal overnachten.

 

De mensen zijn kleurrijk gekleed, in hun oren mooie sieraden, of gaten waar kralen zo groot als knopen in hebben gezeten. De kraal is afgezet met een hoge schutting van takken en binnenin staan lemen hutten die aan de buitenkant versierd zijn. We delen koekjes aan de kinderen uit en de vrouwen willen graag even bij ons binnen kijken. Ze zijn verrast over de kraan waar water uitkomt.

We eten bij Loes en Bernd spaghetti. Tom heeft een boze bui en roept dat hij ergens anders wil gaan wonen. Ik zeg misschien kun je aan de Masai vragen in het dorp. Even is het stil en dan zegt hij dat zij geen televisie hebben. In de nacht worden we bewaakt door twee krijgers met speer. 

 

S’morgens sleutelen Mars en Bernd aan onze auto, Bern heeft een kleine werkplaats, compleet met werkbank achter in hun camper. Rond de auto’s grazen de kuddes. We nemen afscheid en rijden de keienweg weer terug. De hoofdweg blijkt niet veel beter. Na een brug houdt de weg eigenlijk op en verandert in grote stenen. De route gaat ook nog bergopwaarts, een soort stenentrap. Het blijkt toch de juiste track te zijn en we hobbelen in een slakkengang maar genieten toch nog steeds van de omgeving. De kinderen hebben niet veel last van en spelen op de bedbank. In een klein dorpje stoppen we om een steen tussen de dubbellucht bij Bernd eruit te halen. Ik probeer in het plaatselijke dranklokaal een biertje voor vanavond te kopen. Een donkere ruimte met een traliekooi waar de drank achter staat en door een gat kun je bestellen. Het bier wordt alleen verkocht als je het gelijk opdrinkt omdat de flessen weer ingeleverd moeten worden. Een Masai trekt met zijn tanden de dop van z’n bierflesje af en er zitten nog een paar mannen te drinken en voor zich uit te staren. Ik zou graag een foto willen maken maar durf het niet vragen.

 

   

 

Aan het einde van de ochtend blijkt de noodreparatie niet meer te voldoen en het verenpakket lijkt door de vloer heen te schieten. Bernd kruipt onder de auto. Wij drinken koffie en spelen met de nieuwsgierige kinderen. Fleur speelt het spel boter kaas en eieren in het zand. Er stoppen regelmatig auto’s met de vraag of we hulp nodig hebben maar als we dan vragen of de weg beter gaat worden is het antwoord helaas negatief.

Tegen de avond hebben we 60 kilometer gereden. Bij een meisjesschool mogen we op het terrein staan. Fleur en Tom springen touwtje met de meisjes en nemen een kijkje in de klaslokalen. Het begint te regenen en we duiken na een vermoeiende dag vroeg in bed.

 

De volgende dag komen de kinderen al vroeg naar school en de juf vraagt of we willen vertrekken zodat we pas ontbijten langs de weg.

Bij een stoffig kruispunt hopen we op asfalt maar dat laat nog even op zich wachten. We drinken koffie en ballen met een jongetje. Als we weg gaan geeft Fleur de bal aan de jongen. Een grote glimlach en hij huppelt weg.

 

         

 

En dan eindelijk asfalt. Het park en de weg waren een ervaring die we achteraf niet hadden willen missen. Maar goed dat je niet alles van te voren weet. In de middag komen we aan in Narok, bij de Membersclub. Op het kamp wordt in oud zwembad vuil verbrandt en grote vogels, Maraboes, struinen rond op het vuil. De nabijgelegen disco blijft tot 4 uur in de nacht doorgaan.

 

We rijden terug naar Nairobi. Lake Nakaru slaan we over omdat we het wel even gehad hebben met de wegen en de hoge entreeprijzen. We weten dat we in het noorden van Kenia naar de grens met Ethiopië nog zo’n 500 km slechte weg voor onze kiezen krijgen. Bij Jungle Junction is het nog gezellig druk. De Zwitsers  Laura, Heinri, Doris en Hans zijn er nog en we eten gezellig met elkaar.

Het is opvallend dat in verhouding heel veel Zwitsers in Afrika op reis zijn en dat voor een land met een populatie van slechts zeven miljoen mensen.

 

Op een middag ga ik samen met Bernd boodschappen doen en besluiten met de stadsbus naar een andere shoppingsmal te gaan. Het is bomvol in de bus maar vinden ieder nog een plaatsje. Ik zit naast twee mannen op een bankje voor drie. De man naast mij gooit me met elke bocht van de bank af. Na drie bochten ben ik het zat en vraag of hij nu toch echt op wil schuiven. Hij begint verontwaardigd te snuiven. De busrit duurt lang en we herkennen de weg niet meer als we vragen waar we zijn, blijkt de bus een andere route te hebben genomen om de file’s in de avondspits te ontwijken. We stappen uit, moeten de snelweg oversteken voor de bus terug maar die kan ook een andere route kiezen vertelt een vrouw. We nemen toch maar een taxi nadat een fikse regenbui los is gebroken.

 

                           

 

Marcel neemt iedere dag een test van de Cito toets af met Fleur, zodat we de uitslag door kunnen mailen naar de Wereldschool. We zijn supertrotst op haar, ze heeft het prima gedaan.

 

Volgens een lokale krant verrijzen in de wijk Eastleigh grote moderne gebouwen bekostigd door de Somalische krijgsheren. In de wijk, ook wel 'klein Mogadishu' genoemd, wonen veel Somaliers die een bijzondere handel erop na houden, die van piraterij. Zij ronselen jonge Somalische mannen die voor de kust van het land met kleine bootjes de grote vrachtschepen enteren en de bemanning gijzelen. De heren strijken de enorme losgeld-uitkeringen op van de verzekeraars van de reders. Iedereen weet ervan maar het heeft nog niet geleid tot een effectieve bestrijding van deze misdaadpraktijken. De krijgsheren gaan hun gang en de mannen in de bootjes lopen maximaal het risico voor een relatief korte periode in een Europese gevangeniscel terecht te komen. Niet zo bijzonder vreselijk als je beziet hoe men in Somalie overleeft. Het zou anders worden als de bewakers van de koopvaardij (marine) op grote schaal de werkelijke aanval op zee zouden openen en de westerse politiek Kenia onderdruk zouden zetten de krijgsheren te vervolgen.  

 

Nadat we alle klusjes hebben gedaan en onze voorraden goed hebben aangevuld, nemen we afscheid van iedereen en gaan we beginnen aan onze laatste etappe door Afrika. We hebben de keuze uit een drietal routes richting Ethiopië. De meest westelijke loopt langs het meer Turkana, Ethiopië in. Die zullen we niet doen omdat daar heel weinig verkeer langs komt en als we pech krijgen zitten we voorlopig daarergens vast. De meest oostelijke is de meest onbekende en loopt min of meer in de buurt van de grens met Somalie. We hebben van het Engels-Zweedse stel een e-mail teruggekregen en zij geven aan dat het voor onze truck soms wel heel smal is. Jammer want de weg was voor de rest prima te doen.

 

De laatste en meest voor de hand liggende route loopt van Isiolo naar Moyale, de grens. We kiezen voor de laatste omdat hier regelmatig verkeer rijdt ook al wordt dit traject van 500 kilometer door sommige reizigers ‘Highway to Hell’ genoemd. Bij Jungle Junction kwamen wij Heinz (een Zwitser…) tegen met een splinternieuwe MAN truckcamper. Hij had na aankomst heel veel mankementen aan zijn auto. Van Claudio, die al in Ethiopië is, vernamen wij dat zijn motorfiets flink is beschadigd.

 

We vertrekken laat en rijden de stad uit met behulp van de gps. De stad is ons prima meegevallen, van alle verhalen rond gewelddadigheden hebben wij niets gemerkt. Wel schijnt het zo te zijn dat je niet in de sloppenwijken moet zijn en al helemaal niet als het donker is. Nairobi heeft de grootste sloppenwijk van Afrika waar naar schatting één miljoen mensen bivakkeren.  

 

      

 

Na Nairobi wordt het landschap groen en bergachtig. Bij Mount Kenia, de hoogste (vulkaan-)berg van het land, vinden we een leuke plek op de Mountain Rock campsite. De Baviaan-apen zorgen voor vermaak en rennen over het beboste terrein.

De volgende dag passeren we voor de tweede keer de evenaar. We stoppen voor een foto’s en een man staat met emmertjes water, een trechter en stokjes klaar voor een demonstratie. Hij laat zien dat de het water voor en over de evenaar de andere kant op draait. Op de evenaar zelf loopt het water recht naar beneden. Leuke onzin.

 

We rijden naar Isiolo, vinden een rustig plekje en genieten in het donker van de fonkelende sterrenhemel.

 

Fleur en Tom hebben veldmuisjes zien rennen en zijn na al het grote wild helemaal weg van de kleine diertjes. We rijden over een nieuwe weg naar Archers Post waar we bij het Sambura Women Camp een mooi plek vinden, pal aan de rivier.

 

    

 

S’middag worden we opgehaald door een groep zingende vrouwen en rondgeleid door het dorp. Het is een vrouwendorp. Zij wonen met hun kinderen en hebben hun mannen verlaten om verschillende redenen maar de meeste om het geweld binnen het huwelijk te ontvluchten. Het is bewonderswaardig dat ze dit hebben gedaan, maar worden door deze stap niet meer geaccepteerd in hun gemeenschap. Ze hebben een kleine veestapel en met het geven van rondleidingen en de campsite voorzien ze in hun levensonderhoud. Het wordt ook gesteund door een Nederlandse organisatie maar de vrouwen regelen alles zelf. Het dorp bestaat uit lemenhuten die afgedekt zijn met doeken. De wanden worden ingesmeerd met half gedroogd stront van vee.

 

De vrouwen dragen kralencirkels om hun nek en missen meestal een voortand. Deze is weggehaald voor de besnijdenis, zodat ze tijdens het ritueel hun tong tegen de opening kunnen drukken om de pijn te kunnen verdragen, Deze vrouwen laten hun dochters niet meer besnijden met als gevolg dat ze hierdoor geen huwelijkspartner kunnen vinden. Ze hopen, door ze een opleiding te kunnen laten volgen, hun dochter een andere toekomst te geven.

 

   

 

Fleur en Tom mogen met de kinderen de klas in, zingen samen liedjes en het alfabet wordt door de oudste kinderen vol trots opgedreund. Daarna spelen ze met elkaar op de speelplaats. Een bijzondere middag (www.umojawomen.org).

S ávonds ontmoeten we een Nederlands gezin. Zij reizen rond met hun kinderen, nu volwassen maar geboren in Kenia tijdens de periode dat ze hier werkte voor een medische missie.

 

Na Archer’s Post houdt het asfalt op. Diep wasbord, kuilen en de bandenspanning teruggebracht van 7 naar 4.5 bar rijden we de hele dag en vinden een plaats voor de nacht bij een Italiaanse missiepost. Het is een veilige plek maar er hangt een vreemde sfeer. De onsympathieke Italiaanse pater is erg druk en schreeuwt in het rond.

 

   

 

De weg blijft slecht zoals we verwacht hebben maar de omgeving is prachtig, rotswoestijn afgewisseld met zandvlaktes, heuvels en dorre bomen. Onderweg vragen twee jongens, herders, om water en we vullen de flessen. Ze lopen met een speer en zijn gekleed in kleurige doeken, in hun oren gaten zo groot als knopen.

Tegen de middag komen we aan in Marsabit en parkeren bij de Duitser Henri die een kleine campsite heeft naast zijn bouwbedrijf. Zijn Keniaanse vrouw bakt Duits brood voor de omgeving, lekker vers.

 

De dorpjes zijn eenvoudig en stoffig, de mensen vriendelijk en zwaaien constant. Regelmatig zien we ook groepen dromedarissen aan ons voorbij gaan en rijden zelfs een tijd achter een kudde aan. Maar ook struisvogels duiken soms uit het niets op. Dit gedeelte is een vulkaanlandschap met veel stenen in het landschap. We rijden over een kleine kraterwand met prachtige vergezichten. Urenlang rijden door een uitgestrekt landschap en komen af en toe een andere auto tegen.

 

   

 

De weg is nu met veel stenen afgewisseld met wasbord. We nemen het hobbelen maar voor lief want het is niet anders. In de avond parkeren we in een dorp. Veel bekijks van de kinderen en de buren hebben een dromedaris op het erf.

Onderweg weer groepen dromedarissen en kleurrijke mensen bij de waterplaatsen.

 

   

 

Aan het eind van de middag bereiken we de grens met Ethiopië. We hebben over het traject van 500 kilometer 4 dagen gedaan en de auto mankeert niets. Zo slecht vonden we de weg niet. Dat komt misschien omdat wij aan de westzijde van Afrika al wat gewend waren. Eigenlijk is het een heel goede weg, deels op dijken gebouwd, goede bruggen en breed, maar de oppervlakte is na aanleg verwaarloosd. Door weer, wind en vrachtwagens is de oppervlakte grotendeels veranderd in diep wasbord. Al zou de overheid maar investeren in een 2e hands grader (een wegenbouwmachine die het bovenste laagje van de weg kan afschrapen en egaliseren) dan zou binnen twee maanden de weg voor driekwart perfect zijn. In Namibië doen ze namelijk niets anders en daar hebben ze de mooiste gravelwegen ter wereld.

De grensformaliteiten verlopen gemakkelijk. We verlaten Kenia, we hebben mooie tijd hier gehad. Het is qua natuur en mensen een heel veelzijdig en boeiend land.