Welkom op onze site > Reisverhalen > Congo Brazzaville

Congo Brazzaville

 

Driekwart januari - eind januari 2009

 

De gendarmerie is vriendelijk en schrijft in schoonschrift onze gegevens in dikke boeken. Het duurt een half uur voordat we naar de volgende hut kunnen. Weer exact hetzelfde ritueel. Na weer z’n 30 kilometer treffen we in het plaatsje Leketi de douane en binnen vijf minuten is het carnet geregeld, we mogen op het erf van de   douaneman parkeren. Prompt worden er stoeltjes er een tafel voor ons neergezet. Een leuke ontvangst in Congo Brazzaville.

 

    

 

Fleur en Marga gaan samen met de dochters van de douanier op zoek naar brood. Het dorpje bestaat uit lemen huisjes en natuurlijk ontbreekt de kerk niet. De Afrikanen zijn zeer gelovig. Op de marktplaats is niet veel te koop, wat kruiden en jamwortels. De markt wordt eigenlijk ook veel als een ontmoetingsplaats gebruikt. Soms zie je vrouwen zitten met drie tomaten en die heeft ze na uren nog. Het gaat meer om het sociale contact dan om de opbrengst.

 

In de avond een flinke regenbui. Het regenseizoen begint eerder dan verwacht. Na een statiefoto vertrekken we de volgende morgen weer.

 

De naam Congo is soms verwarrend omdat er twee landen in de wereld zo worden genoemd en die liggen pal naast elkaar. En beide landen worden ook nog eens gescheiden door een rivier genaamd Congo. Het Congo waar we nu doorheen reizen is het voormalige Franse Congo dat officieel Republiek Congo heet met als hoofdstad Brazzaville. Het is verreweg de kleinste in ondermeer qua oppervlakte en inwonersaantal. De Democratische Republiek Congo (DRC), het voormalige Belgisch Congo en ten tijde van het bewind van Joseph Mobutu bekend onder de naam Zaïre, is de grote Congo met als hoofdstad Kinshasa. Om het compleet te maken werd tot 1975 de Angolese enclave Cabinda, ingesloten in de kleine Congo en de oceaan, Portugees Congo genoemd.

Om beide landen uit elkaar te houden noemt men ook de hoofdstad erbij en dan krijg je: Congo Brazzaville of Congo Kinshasa.

 

De weg voert nog steeds over het Lekoniplateau, een savanne-achtige omgeving met zand en modderwegen. Af en toe passeren we kleine dorpjes met lemen huisjes en zien regelmatig borden langs de weg dat de overheid scholen bouwt enz. maar we zien daar niet veel van. Door regenval is de zandweg soms uitgesleten en hierdoor hebben we moeite de vrachtwagen over de paden te sturen zonder in de diepe geulen te belanden. De snelheid komt niet boven de 25 kilometer per uur.

Langs de kant van de weg zijn veel de graven van de overledenen gedrapeerd met huishoudelijke spullen, zoals potten, schalen en bestek. Waarschijnlijk dient het nog een doel in het hiernamaals.

 

      

 

Na iets meer dan 100 kilometer te hebben gereden met de 4x4 en de lage gearing ingeschakeld, zit de dag er weer op. We staan naast een schoolgebouw in ruil voor een pak wijn voor de hoofdmeester en de chief van het dorp.

We genieten met de kinderen van de schitterende sterrenhemel en kijken, nadat de Fleur en Tom in slaap zijn gevallen, nog naar de lotgevallen van ‘De Gooise vrouwen’ op de dvd-speler. We zijn dan even in een andere wereld.

 

Als het om zeven uur in de morgen begint te regenen zijn we na tien minuten weer op pad. Regen en zandpaden blijken een slechte combinatie. Binnen de kortste keren is het een modderpoel.

 

Uiteindelijk bereiken we de plaats Obouya en rijden we weer op asfalt. Nog niet van de beste kwaliteit maar het wordt allengs beter. In de plaats Oyo wisselen we bij een soort snackbar euro’s in francs en kopen vers brood. Ondanks dat deze plaats de residentie is van de president stelt het niet veel voor. In de stromende regen rijden we er weer uit richting het zuiden.

Voor de lunch stoppen we bij het nieuwe vliegveld voor de president en komt er een militair in de stromende regen en alleen in zijn onderbroek om zijn tenue droog te houden (maar wel met een AK47 om de schouder) naar ons toe hollen om te kijken wat wij van plan zijn. Na korte uitleg kunnen we blijven staan.

 

                            

 

Naar mate we dichter bij de hoofdstad komen wordt het dichter bevolkt. Veel dorpjes en mensen lopen langs de weg. Het is moeilijk een slaapplek te vinden, maar vinden in het donker een plek bij een verlaten schoolgebouwtje. Tenminste dat denken wij want twee minuten later komt het schoolhoofd met zijn gevolg aan. Of we whisky hebben, nee helaas. We mogen wel blijven staan.

 

Net voor de hoofdstad stoppen we bij een roadblock en alle papieren worden uitgebreid gecheckt. We doen netjes waar ze om vragen maar het duurt en duurt. Na drie kwartier kunnen we eindelijk weg en beseffen ons dan pas dat de politie eigenlijk op een tip uit was, want anders doen ze niet zo moeilijk. Onnozelheid levert soms geld op!

 

En dan komen we aan in Brazzaville. We laten een taxi voorrijden naar Hippocampo hotel waar we meer dan vriendelijk worden ontvangen door Olivier en zijn vrouw Catharine. Catharine is van herkomst Vietnamese en ze hebben sinds een paar jaar het hotel en bijbehorend Vietnamees restaurant van haar ouders overgenomen. Het eten is fantastisch en we gaan op de dag van aankomst twee keer daar eten.

 

Olivier, een Fransman, vertelt ons dat een aanvraag voor visa voor DRC geen punt hoeft te zijn en dat de overtocht naar het land nu geen problemen meer zal geven. Hij bevestigt dat tot een paar maanden terug inderdaad overlanders werden teruggestuurd omdat ze niet met een visum voor Angola konden aantonen dat ze verder konden.

 

Vroeg gaan we naar de ambassade van DRC. In de wachtkamer vullen we de formulieren in, maken nog wat kopieën aan de overkant en leveren de boel netjes in en wachten. Na korte tijd verschijnt er een forse dame die iedere aanvrager langsloopt en afsnauwt. Als wij aan de beurt zijn begint zij met het verhaal waarom wij de visa niet in Nederland aanvragen. Proberen haar uit te leggen dat wij lang onderweg zijn en het visum daarom allang zal zijn verlopen voordat wij überhaupt in de buurt van DRC aankomen. Ze doet alsof ze het niet begrijpt. Van een andere mevrouw moeten we het maar met de consul bespreken. Hop naar een ander gebouw en wachten. De secretaris van de consul vindt onze slippers niet kunnen.

Men is hier in Congo en kennelijk ook in DRC opvallend met hun uiterlijk bezig. Het was ons al opgevallen dat bijna iedereen dichte lederen schoenen heeft en moeite heeft daarin normaal te lopen. Het heeft veel weg van een ganzenpas.

 

Na een uur kunnen we naar binnen. Vriendelijkheid troef. Tja, visa. Hij moet voor onze aanvraag eerst naar Kinshasa bellen en faxen en dat kost extra geld. 5.000 francs om precies te zijn en dan kunnen we onze paspoorten al om twee uur vanmiddag ophalen. Dat laten ons geen tweede keer vertellen en betalen hem direct zijn smeergeld en gaan er weer snel vandoor op onze slippertjes.

 

Om precies twee uur lopen we opgelucht met onze paspoorten, met daarin de visa voor een maand, de ambassade uit. Weer een stapje dichterbij.

Fleur en Tom hebben allebei geen zin om terug te lopen en gaan langs de kant van de weg staan om een taxi aan te houden. Ze doen erg hun best en imiteren onze bewegingen. Hun pogingen hebben helaas geen resultaat, dus het wordt toch lopen.

 

Bij de apotheek halen we antibioticum voor mij. Ik heb al drie weken last van de darmen, waarschijnlijk een salmonella of gardiabacterie . Na een uur merk ik al dat het de goede kant op gaat. Dit soort medicijnen is vrijelijk en zonder recept bij de meeste apotheken te koop.

 

   

 

Het is een mooie gelegenheid om allerlei klusjes aan de camper te doen, schoon te maken en school voor Fleur. We maken voor de tweede keer de nieuwjaarsviering mee, dit maal volgens de Chinese kalender en regelmatig komt de regen met bakken de hemel uit. De straten staan snel onder water, we zijn blij dat we nu hier staan en niet ergens in de jungle. Dat is ook hier niet normaal voor de tijd van het jaar.

 

Via sms hebben we contact met Jochem en Britta. Zij hebben een andere route genomen en zitten 50 kilometer ten westen van Brazzaville vast. De weg is daar zo slecht dat er 25 vrachtwagens voor hen vastzitten in de modder. De route staat ook bekend als onveilig. De nog bewapende militie, de zogenaamde Ninja-rebellen, een relikwie van de burgeroorlog die pas zeven jaar geleden is geëindigd, houden zich langs dit traject op.

De familie komt uiteindelijk doodvermoeid vrijdagavond aangereden. We zijn blij dat we elkaar weer gezond en wel zien. Ze hebben regelmatig aan de rebellen geld moeten betalen om door te kunnen.

Ook hebben zij via sms contact gehad met een Zuid-Afrikaans stel die ons in een landrover voorreist. Ze hebben in Matadi twee weken op het transitvisum van Angola moeten wachten. Goed en geen goed nieuws dus.

 

De volgende dagen vermaken we ons met boodschappen doen, wandelen door de stad en genieten van heerlijke broodjes en ijs bij de patisserie. Brazzaville is een heel relaxte stad, waar zelfs de taxichauffeurs behulpzaam en vriendelijk zijn.

 

Als we over de boulevard slenteren, zien we aan de overkant van de Congo rivier, Kinshasa liggen. Waarschijnlijk is dit de enige plek ter wereld waar twee hoofdsteden zo dicht bij elkaar liggen.

 

De Congo rivier is op de Nijl na de langste rivier van Afrika. De hoeveelheid water dat de rivier opbrengt is na de Amazone, de hoogste. Vanaf de monding in de Atlantische Oceaan tot 150 kilometer in zee is het water nog zoet en nog honderden kilometers verderop is het zeewater bruingekleurd van het meegevoerde sediment. De Congo rivier eindigt niet zoals veel andere grote rivieren in een delta bij de kuststreek maar spuit haar watermassa als het ware de zee in. Op sommige delen is de rivier zo breed dat je de overkant niet kunt zien en als je langs de rivier loopt dan ervaar je de massaliteit van deze stromende en op plekken spectaculair wilde reus, met vele stroomversnellingen en watervallen. De rivier is vanaf de hoofdsteden opvaarbaar het binnenland in en feitelijk is dat ook de reden waarom deze steden hier gebouwd zijn.

 

    

 

Het wordt drukker met overlanders. We ontmoeten George uit UK en Martin uit Letland. Ze rijden samen in hun landrover van Engeland naar Kaapstad. Even later ontmoeten we ook twee motorrijders uit de USA.

 

Als de Duitse familie hun visa voor DRC hebben gehaald kunnen we dinsdagmorgen naar de haven. Daar aangekomen krijgen we te horen dat de publieke ferryboot al vijf dagen uit de vaart is vanwege motorproblemen. Jochem en ik kijken rond of er geen alternatieven zijn en zo komen we met de reder van de particuliere passagierferry’s aan de praat. Hij wil wel voor ons een privé overvaart regelen. Het zou met de truck net passen als we hem haaks erop rijden. De voor- en achterkant van de vrachtwagen hangen dan wel over de boot en hopelijk verdwijnt de boel dan niet in de angstig snel stromende Congo. De Iveco-bus past er net bij.

Alleen de prijs past niet. Hij wil € 600,00 voor een half uurtje varen. We doen uiteindelijk een tegenbod voor de helft. Terwijl hij weer aan het bellen is met zijn handlangers, komt de politiechef spontaan naar ons toe en zegt dat de grote publieke ferry morgen weer in de vaart zal zijn. Oh, volgens de reder zou dat pas over vier dagen zijn! Dan wordt de reder op de chef boos omdat hij zich op een negatieve wijze inlaat met zijn lucratieve handeltje. Maar wij weten nu genoeg en gokken op morgen. Bedankt.

De motorrijders hebben meer geluk. Ze kunnen hun motorfiets op een van de kleine passagierferry’s laten tillen.

 

Bij het wegrijden willen we ons havengeld terug, maar dat blijkt een week geldig te blijven. Een jonge man, luisterend naar de tuttige naam Brunhilde, is ons gedienstig en wil ons morgen wel helpen bij de formaliteiten.

 

                      

 

We kijken naar een alternatieve route mocht de ferry toch uit de vaart blijven. Die is er wel maar dan moeten we drie dagen over slechte modderwegen naar het westen rijden en dan een ferry over de Congo nemen. Daar zitten wij niet echt op te wachten, dus hopen we maar dat de ferry morgen inderdaad zal varen.

 

De volgende morgen vertrekken we met goede moed weer naar de haven. Daar aangekomen ontmoeten we onze nieuwe vriend Brunhilde. Volgens hem komt de boot om 10.00 uur aan. Met hem loop ik de kantoortjes voor de bekende stempels in en uit en dan parkeren we de auto op een terrein vlakbij het hek waar de boot aankomt. De Duitse familie komt er nu ook aan. De taxateur van de ferryboot komt de kosten van de overvaart berekenen. Voor ons gaat het geintje 60.000 francs all in kosten wat neerkomt op € 90,--. In de verte kunnen we de boot aan zien komen. We zijn blij dat nu echt vandaag gaat gebeuren. De lucht wordt snel gitzwart en na korte tijd barst er een wolkbreuk los. Binnen 10 minuten is de haven veranderd in een grote modderpoel en Kinshasa is uit het zicht onttrokken. Vanwege het weer blijft de boot nog even op de Congo dobberen en na een uur meert het af. Het duurt dan nog zeker een uur voordat alles is afgeladen. Veel vracht wordt met de hand versjouwd. Enorme witten balen met van alles en nog wat wordt op de hoofden versjouwd. Het doet denken aan de plaatjes met kantoenen balen beladen Mississippi-raderboten van weleer.

 

     

 

De handvracht wordt veelal vervoerd door gehandicapten uit Kinshasa omdat zij vrijgesteld zijn van (douane-)belastingen en kunnen daardoor nagenoeg gratis tussen beide landen pendelen. Maar omdat ze soms niet zo snel zijn worden ze door de politie met zwepen of stukken kabellering geslagen en opgejaagd. De kinderen zien er gelukkig niets van.

 

We kunnen de boot op rijden. Marga en de kinderen mogen niet in de auto blijven. Ze loopt met beiden kinderen op haar armen alvast de glibberige helling af de boot op. Tom is zichtbaar bang en klampt zich stevig vast. Via een steile helling, over een geïmproviseerd ‘bruggenhoofd’ en in de stromende regen rijdt onze vrachtwagen met kruipsnelheid de boot op. Ondertussen worden diverse dragers met hun vracht geschampt omdat ze niet kunnen wachten. En dan staan we op de afgeladen boot. We nemen afscheid van Brunhilde, geven hem wat geld en een pak sinasappelsap. Is hij zo gek op.

 

                         

 

Wachten en nog eens wachten. Na een uur ligt de boot nog steeds aan wal en komt de machinist naar mij toe. Of wij een gereedschapsleutel 17 hebben, de motor is (weer) defect. Ik loop samen met hem en de sleutel naar de machinekamer en na een kwartier komt er leven de viercilinder Deutz motor.

Op de boot word ik door de passagiers met de duimen omhoog toegejuicht, omdat ze denken dat ik de motor heb gerepareerd. Het maakt niet uit dat ik er de ballen verstand van heb maar vandaag ben ik de held van de boot. ‘Kinshasa, here we come!’