Welkom op onze site > Reisverhalen > Tanzania

Tanzania

half juni – half juli 2009

Aan de Tanzaniaanse kant van de grens worden we al tegemoet gezwaaid door een man die ons de groeten doet van Paul en Maria. Het is de man van het verzekeringskantoortje. We kunnen hier aan de grens een zogenaamde Comesa verzekering, ook wel de Yellow Card genoemd, kopen en die is voor heel veel landen in het zuiden en oosten van Afrika geldig. Eerst de paspoorten en visa. 50 dollar voor een single entree per persoon en dan carnet stempelen. De prijs voor de wegenbelasting wordt bepaald door het aantal kilometers dat je van plan bent te rijden. Ik geef maar aan dat wij tot Dar es Salaam rijden en de auto daar gaan verschepen. Geloven doen ze mij niet echt maar wat kunnen ze er aan doen? 57 dollar kost het nu anders ben ik het dubbele bedrag kwijt. We zien wel weer als we het land verlaten.

 

Bij de verzekeringsagent begin ik, geïnspireerd door Paul, te vertellen dat ik ook voor een software bedrijf voor autoroutes werkt en dat ik er wel voor kan zorgen dat dit adres erin komt en daardoor alle overlanders hier een verzekering gaan afsluiten. Maar voor wat hoort wat. Na wat onderhandelingen komt de prijs van de verzekering van 150 dollar uit op 100 dollar. Iedereen tevreden.

 

   

 

Vanwege het oponthoud aan de grens met Malawi wordt het al laat en overnachten we 40 kilometer verder op een eenvoudige camping opgezet door Deense jongeren. Casper, werkt hier nu al twee jaar en gaat binnenkort terug naar Denemarken. Dan zullen een paar lokale jongens het overnemen. Hij zegt dat hij optimistisch is over de aanstaande overname.

 

De volgende morgen laten we ons met een gids rondleiden in de omgeving. We wandelen door de theeplantages, snuiven de lucht op afkomstig van het  verwerkingsproces in de theefabriek en lopen via de markt door kleine dorpjes. Opvallend is hoeveel aandacht de mensen hier aan hun voortuintjes besteden. Veel bloemenperkjes en alles netjes aangeveegd. Na de rondleiding gaan we verder naar Mebya. Bij de missie kunnen we overnachten. Het stadjes is niet veel bijzonders en rijden verder via de hoofdweg richting Indringa door de zuidelijke hooglanden. Net voor deze plaats, vinden een heel leuke camping bij een boerderij, The Old Farm, guesthouse. De boer, de vierde generatie van een Syrische familie die hier al 100 jaar woont, verbouwt naast bloemen ook groente en houdt vee. We kunnen rechtstreeks van de bron vlees en groente afnemen. Heerlijk vers.

  

                             

 

We stoppen voor een bezichting van opgravingen uit het stenen tijdperk. Veel voorwerpen worden door een gids voorzien van commentaar. Daarna wandelen we door een gebied met – door erosie gevormde - zandstenen pilaren. Het lijkt wel iets op Cappadocie in Turkije.

 

De route naar het oosten door de zuidelijke hooglanden voert door glooiend en groen landschap. In de baobabvallei kamperen we naast de imposante baobabbomen. Net na Mikumi komen we een landrover tegemoet die met lichtsignalen ons iets wil zeggen. Daarin zit Paul. Verassend want die zou de andere kant oprijden. Hij heeft zijn plannen veranderd en gaat naar de kust. We kamperen naast hem bij lodge Tan-Swiss, gerund door een Zwitser, aardige man. Na een extra dag vertrekken we gezamenlijk naar de kust. De hoofdweg gaat dwars door Mikumi national park en we zien buffalo’s, kudu’s, antilopen en giraffen.

 

   

 

Nadat we bij het plaatsje Chalinze getankt hebben en verder rijden zit mij een ding niet lekker en dat is de prijs die ik net betaald heb voor de diesel. De pompbediende heeft exact 160.000 shilling afgetankt, maar dat blijkt voor 82.56 liter diesel wel erg veel. Marga rekent met de calculator uit dat we voor 30 euro genept zijn. Dat kan omdat veel tankstations de meters bij prijswijzigingen niet meer ijken omdat dat geld kost. Het aantal liters wordt dan handmatig met de prijs (dat op een bord langs de weg staat) uitgerekend.  Meneer de pompbediende weet dat natuurlijk en heeft bewust op een bedrag afgerond en niet, wat logisch zou zijn, op het aantal hele liters. We rijden de 20 kilometer terug en parkeren de auto pal voor de verzamelde bediendes. Gelijk komt onze man naar ons toegesneld. Ik vertel hem dat wij niet echt geamuseerd zijn van zijn laailichterspraktijken en dat we direct de 50.000 shillings terug willen. Die krijgen we zonder enig gemor. De volgende keer gaan we weer bij de internationale brandstofstations langs.

 

                      

 

50 kilometer voor Dar es Salaam zetten wij en de tijdelijke buren de auto’s bij een tankstation in aanbouw waar we kunnen overnachten. Anders komen we precies in de avondspits in de grote stad aan.

Zoals bij meer landen is Dar es Salaam (Haven van de Vrede) een stad waar alles op politiek en economisch terrein gebeurd, maar het is niet de hoofdstad. Dat is het meer centraal gelegen Dodoma.

 

De volgende morgen rijden op GPS naar de grote en moderne shoppingsmall van de stad. Ook hier zijn de Shoprite en Game supermarkten te vinden. Deze winkelketens hebben hun thuisbasis in Zuid-Afrika. De laatste blanke regering van Zuid-Afrika heeft nog een wijziging in de economische strategie van het land doorgevoerd. Zuid-Afrika, dat zo goed als alles in eigen land produceert, ging voor de export zich op het continent zelf richten. Het blijkt een slimme zet te zijn geweest.

 

In de mobiele telefoonwinkel laten we de software van onze usb-modem aanpassen en kunnen nu ook in Tanzania vanuit de camper surfen op internet. Daarna varen we met de havenferry naar South Beach, de heerlijke witte stranden aan de Indische Oceaan. Bij de lodge Kikkepeo staan we met de camper pal aan het strand en de blauwe zee is warm.

 

           

 

De volgende dag  komen Dirk en Bernd, twee duitse mannen in hun splinternieuwe MAN truck aan. Aardige kerels en hun camper komt zo uit de showroom. Kosten noch moeite zijn bespaard.

We vermaken ons prima, veel zwemmen. Fleur duikt de hoge golven in en Tom begint na een paar dagen wennen het ook lekker te vinden. Het restaurant heeft heerlijke gerechten, een paradijsje.

 

We hebben van andere reizigers gehoord dat het verkrijgen van het visum van Soedan moeilijk is. Om deze reden proberen we het visum nu al vast aan te vragen in Dar es Salaam. Maar daarvoor heb je eerst een invitatiebrief van de Nederlandse ambassade en het visum voor Egypte nodig waarmee je kennelijk aantoont dat je in transit bent. De Nederlandse ambassade zit samen met de Britse en de Duitse in een gebouw. Na enige toelichting en overreding kunnen we de brief morgen ophalen. Voor de aanvraag van de visa voor Egypte moeten we met de bekende invuloefeningen, kopieën van ons paspoort en twee foto’s inleveren. De prijs voor de visa is aangenaam.

 

We nemen vanaf de camping steeds de ferryboot die de ene kant van de haven verbindt met de andere. Terwijl we op de boot staan te wachten krijgen we contact met een oudere dame. Een Masai zoals ze zich voorstelt. Omdat ze ietwat excentriek overkomt wordt ze een beetje door omstanders uitgelachen, maar dan wordt ze giftig, maakt een hoop kabaal en dreigt met stenen te gooien. De jongemannen deinzen gelijk terug. Een pittig dingentje. Met ons kan ze het goed vinden en poseert graag voor de camera.

 

               

 

We halen de paspoorten en de brief op om daarna naar de ambassade van Soedan te gaan. De ambassade lijkt meer op een opslagplaats van kantoormeubelen dan op een officiële vertegenwoordiging. Vriendelijke man maar op een visum hoeven we hier niet te rekenen. Hij moet de aanvraag ter beoordeling naar Khartoem sturen en het duurt dan gemiddeld 18 dagen voordat het terug wordt gestuurd en dan nog is het dan de vraag of het toegekend wordt. Hij verwijst ons naar Addis Abeba, de hoofdstad van Ethiopië.

 

Tom heeft hoge koorts, rond de 40 graden. Omdat het aanhoudt besluiten we naar het Agha Khan ziekenhuis te gaan. Toevallig het ziekenhuis waar Nicole, die wij in Senegal hadden ontmoet, vier jaar heeft gewerkt. Op zaterdagmorgen worden we vriendelijk ontvangen door een kinderarts die uit India komt. Er wordt een bloedtest gedaan om te kijken of hij misschien malaria heeft. Dat is gelukkig negatief. De arts denkt aan een oorontsteking zodat we met antibioticum aan de slag kunnen. De behandeling in het ziekenhuis gaat erg voorspoedig en de kosten (eerst cash betalen) voor het consult en laboratorium zijn zelfs lager dan de taxirit er naartoe.

 

We vermaken ons prima en inmiddels is er ook een Italiaans stel naast ons gearriveerd met een oude Fiat vrachtwagen. Zij hebben een klein bedrijf dat op maat gemaakte reizen organiseert. Nu wachten ze hier op hun nieuwe gasten voor een trip door het land.

 

In Tanzania spreken ze officieel zowel Swahili als Engels. De laatste taal wordt niettemin door maar een relatief klein deel van de bevolking gesproken. Dat komt door het onderwijssysteem. Pas in het secondair onderwijs wordt Engels onderwezen en veel kinderen komen daar niet aan toe. Met name in de afgelegen gebieden is het soms moeizaam ons verstaanbaar te maken. Verder dan kunamatata (maak geen zorgen) en safari (reis) komen we niet. Vorige week had Fleur een nieuwe pop gekregen en haar Kakka genoemd. In restaurants en op marktjes riep ze maar haar naam totdat een vrouw ons vertelde dat kakka zoiets als´even poepen´ betekent in Swahili. Nu begrepen we de glimlachende gezichten om ons heen. Fleur kon er niet om lachen.

 

Tom blijft ook na twee dagen hoge koorts houden zodat we weer in de taxi springen om naar het ziekenhuis te gaan. Weer dezelfde arts en er wordt nu een uitgebreid bloedonderzoek gedaan en een longfoto gemaakt. Na twee uur krijgen we te horen dat alles goed is en dat hij waarschijnlijk een gewone stevige griep heeft. Ja, dat kan natuurlijk ook in Afrika. In ieder geval zijn we weer gerustgesteld. Meneer is plotseling overdag zindelijk, scheelt weer in de zoektocht naar luiers.

 

De stad Dar es Salaam is op zich niet zo bijzonder. Veel beton en drukte in de straten, maar geen vervelende sfeer. Op de camping vieren we dat we nu een jaar onderweg zijn.

Omdat Fleur graag in de tent wil slapen moeten wij er beurtelings ook aan geloven, maar na een week houden we het voor gezien. Inmiddels is de tweede DVD-speler bezweken en functioneert het opnameschermpje van de camcorder niet meer. De elektronica heeft veel te lijden onder de tropische omstandigheden. Gelukkig heeft onze oude trouwe Magirus daar geen last van.

 

   

 

Tijd voor de kapper. Bij het nabij gelegen ressort is een kapper annex beautysalon. De kapster, een rijpere vrouw van Indiase afkomst, zwaait de scepter en knipt Tom, Fleur en mij. We hebben expres voor een kapper van Indiase afkomst gekozen omdat het haartype van de Indiërs lijkt op dat van ons. Het wordt geen succes, eigenlijk zijn we helemaal verknipt. Marga krijgt een gezichtsbehandeling met oorverdovende muziek op de voorgrond en de crème wordt na twee seconden alweer verwijderd. Dat is dan ook weer de laatste keer. Kost niks maar het is ook niks.

 

Paul en Maria zijn inmiddels vertrokken en wij genieten nog een paar dagen van het strand, de zee en het heerlijke eten dat we nu zelfs voor de camper opgediend krijgen. Het zal enige tijd duren voordat we dit weer gaan meemaken.

  

We vertrekken weer en zien in de stad een jongen met een flinke beenwond voor de stoplichten staan met het verzoek om hulp. Zonder uitzondering rijden alle chique auto´s aan hem voorbij.

 

We gaan nog even shoppen en kopen een ander malariamiddel genaamd doxycycline. Een antibioticum dat merkwaardig genoeg als profylax kan worden  gebruikt (behalve door kinderen), een pil per dag, is spotgoedkoop en werkt daarnaast voor andere aandoeningen (een soort Haarlemmerolie). Het wordt in Nederland niet als profylax voorgeschreven omdat het daar niet geregistreerd staat. Het vorige middel, Lariam, noemde we al de depressie- of vermoeidheidspil. Tom en Fleur hebben er ogenschijnlijk geen last van.

 

We rijden door naar de plaats Bagamoyo. Toen het land een korte tijd een Duitse kolonie was, was dit de hoofdstad. Nu staan er veel vervallen koloniale gebouwen. Jammer, want dit stadje aan zee heeft veel toeristische potentie. We camperen bij Travellers Lodge, een prachtige plek.

 

De off road tussen de stad en de hoofdweg is pittoresk. Terwijl we door een dorpje rijden zien we blanken achterop een brommertaxi de andere kant oprijden. We zwaaien nog maar ze zien het niet. Als we een kwartier later voor de lunch de auto aan de kant zetten krijgen we een sms. Het waren Fleur en Kim uit Malawi, ook toevallig.

 

Onderweg zien we veel Sisal plantages. Van deze cactusachtige plant met dikke vlezige bladeren (vezels) worden matten, touw, borstels gemaakt. We hebben inmiddels hoedjes en matjes van het spul.

 

Na twee dagen komen we in Moshi, de basisplaats voor een trektocht op de Kilimanjaro, aan. Terwijl we naar de camping rijden roept Fleur met een schorre stem: ´de Kilimajaro!`. En ja hoor nu zien we door de wolken heen het bovenste gedeelte van de hoogste (vulkaan-)berg (5896 meter) van Afrika. Een imposant gezicht. We kunnen nog sneeuw op de top onderscheiden.

 

De volgende dag komen we aan in Arusha, de laatste stop in Tanzania. De Masai camping is OK, alleen we komen op een zaterdag aan en dat is garantie voor een slechte nachtrust. In het weekend is het voor de locals feest in de bar en dat gaat door tot diep in de nacht. Ook het overlijden van Michael Jackson gaat hier niet ongemerkt voorbij. Zondagavond is het een look a like evening met natuurlijk het hele repertoire.

 

Het is koud in de nacht. We zitten hier weer behoorlijk hoog (ruim 1000 meter). Een groot gedeelte van Afrika ligt op een hoog plateau, sommige grote steden liggen op 1700 meter (Johannesburg).

 

Als we over een slechte weg naar de grens met Kenia rijden zien we Mount Meru (4566 meter) en de Kilimanjaro rechts van ons liggen. We rijden over zandvlaktes en er staat veel wind. Dit landschap doet niet gelijk aan Tanzania denken, maar eerder aan droge woestijnen.

 

Bij de grens aangekomen twijfelen we of we er vandaag zullen overgaan of pas morgen. De overnachtingsmogelijkheden zijn niet bijzonder zodat we maar naar de grens rijden. Ineens verloopt alles heel snel. Marga samen met Fleur met de paspoorten en Tom en ik met het carnet (er wordt niet eens over de wegenbelasting gerept) en we zijn binnen geen tijd het land uit.