Welkom op onze site > Reisverhalen > Gabon

Gabon

 

Half januari - driekwart januari 2009

 

De formaliteiten gaan aan ook hier soepel. Voor het Carnet en paspoorten moeten we in het verderop gelegen plaatsje Bitam zijn. Alleen voor de inreisstempels in het paspoort hebben we geen puf meer en het is inmiddels donker geworden, dat doen we morgen wel. We parkeren de auto pal voor een nightclub, maar dat blijkt, op zaterdagavond, niet zo goed plan te zijn. Het feest duurde tot vijf uur in de ochtend. De kinderen hebben wel heerlijk geslapen en Tom is weer om half zeven paraat.

 

Na de stempels van de politie rijden we over prachtige en slingerende asfaltwegen door het tropische regenwoud. Enorme verkeersborden, die op de Duitse Autobahn niet zouden misstaan, geven meer dan duidelijk de plaatsen aan.

Bij een roadblock zegt een norse agent dat onze visa niet kloppen. Een vervelende kerel maar na verloop van tijd kunnen we toch gaan.

 

   

 

De dorpjes onderweg zijn eenvoudig maar erg netjes. Vaak zien we graven van overledenen in de voortuin. Bij de splitsing in het dorpje Lalara parkeren we de auto naast een soort cafeetje. Als een man vriendelijk naar Tom roept: ‘ha bebe’, begint hij te stamvoeten en boos te roepen dat hij geen baby is maar een grote jongen. Als de man dan ook nog even over zijn witte haren wil strijken is hij helemaal in alle staten. We moeten er allemaal om lachen.

Later probeert Tom samen met Fleur een kip te pakken te krijgen. Het is een prachtig gezicht, maar het wordt uiteindelijk toch spaghetti met tonijn uit blik.

 

De volgende dag passeren we de evenaar. Voor ons de eerste maal dat we zo zuidelijk rijden.

Bij het plaatsje Alembe treffen we geen tankstation aan maar hadden daar wel op gerekend. We slaan linksaf en via een brug komen we op het begin van de 450 kilometer lange piste richting de tweede stad van Gabon, Franceville.

 

Gabon is met 1.2 miljoen inwoners een zeer dunbevolkt land en een aanzienlijk deel daarvan, bijna een half miljoen, woont in of rond de hoofdstad Libreville, waardoor het achterland zo goed als onbewoond is. Sinds 1967 wordt het land geregeerd door president Omar Bongo. In zekere zin kun je stellen dat het land, qua politiek, zeer stabiel is. De familie neemt het er goed van. Geschat wordt dat zij voor 100 miljoen dollar per jaar aan leuke dingen uitgegeven. Uiteraard op kosten van de zaak.

 

Opvallend is dat de vrouwen hun bagage niet meer op het hoofd dragen maar in een rietenkorf op hun rug.

Wij gaan niet naar Libreville omdat het omrijden is en als we niets te zoeken hebben in een grote stad dan vermijden we die liever. Het idee van de naam van de hoofdstad is overgenomen van Freetown, de hoofdstad van Sierre Leone. De naam is voortgekomen uit het afschaffen van de slavernijhandel begin 19e eeuw.

 

Na een kilometer stoppen we in de bush om voor het eerst tijdens de reis diesel over te hevelen vanuit de reservetank en dan begint het te stortregenen met onweer en bliksem. Binnen vijf minuten ontstaan er riviertjes over de zandweg. Na een uur wachten is het droog en gaan we verder. De piste is goed en we genieten van het tropische regenwoud met soms vergezichten ertussendoor die veel op een teletubielandschap lijken.

 

               

 

Het regenwoud maakt deel uit van het Congo-bekken, maar is relatief jong. Het is, verrassend, ontstaan na de laatste ijstijd. Links en rechts van ons kijken we tegen hoge ondoordringbare groene muren op.

Geen mensen, geen dorpjes. Als er een lange boom over de weg is gevallen gebruiken we voor het eerst de hydrolische lier. Het werkt heel leuk, moeten toch meer doen.

 

Net voor het plaatsje Ayem parkeren we bij een familie. Hier is een van de toegangspoorten waarbij grote vrachtwagens diep de jungle inrijden. Deze vrachtwagens, grummiers genoemd, transporteren enorme hardhouten bomen naar de haven. Naast olie is bosbouw de belangrijkste inkomstenbron voor het land. De grummiers worden voorafgegaan door mannen in landcruisers die iedereen aan de kant wuiven en het aantal vrachtwagens met hun vingers aangegeven. Even later stormen de kollossen met flinke snelheden over de junglewegen. Pas op de plaats maken is dan wel verstandig.

 

We krijgen te horen dat de regering afspraken heeft gemaakt met westerse landen over de hoeveelheid te kappen bomen. Drie enorme bomen per hectare is kennelijk het uitgangspunt. Dat daarvoor heel veel andere bomen moeten wijken om die paar te kappen en te transporteren wordt er niet bijverteld.

 

We kletsen een beetje met de vrouwen die achter het huis, met veel kleine kinderen om hen heen, het eten op vuurtjes klaar zitten te maken. In een grote emmer liggen nog restanten van een aap en met een schaal rijst hebben ze een kostelijke maaltijd. Wij houden het bij vlees uit blik en ook rijst.

Met de oerwoudgeluiden om ons heen vallen we in slaap.

 

              

 

Nadat we op verzoek kinderparacetamol en een fles wijn hebben gegeven worden we vriendelijk uitgezwaaid en rijden richting Lope.  

 

Een belangrijke inkomstenbron, de exploitatie van olie, is tanende. Het raakt op. De regering probeert nu via specifieke programma’s ecotoerisme van de grond te tillen en daar is wel wat voor te zeggen. Het regenwoud beslaat driekwart van het land is een van de meest onaangetaste en er leven bijvoorbeeld veel laagland gorilla’s (geschat wordt 35.000). We passeren het nationale park Lope, maar gaan niet op gorillajacht. Het is simpelweg met jonge kinderen niet te doen, acht uur dwars door de jungle te lopen in de hoop een familie mensenapen tegen te komen. We picknicken langs de weg en zien olifantenpoep en horen veel apengeluiden. De insecten laten ons niet even alleen.

 

In Lope worden we gecontroleerd of wij bushmeat aan boord hebben. De mannen doen hun best om serieus over te komen en zwaaien wat met hun geweren heen en weer.

We genieten van de prachtige omgeving en de piste is heel goed te doen waardoor we iets sneller kunnen rijden.

 

Aan het einde van een brug zie ik een diepe kuil over het hoofd en stuiteren erin. Door de heftige knal is de noodreparatie van de carterpan verdwenen en is de scheur een stuk groter geworden. De motorolie stroomt eruit. We zetten de auto aan de kant en proberen de scheur maar met polymerkit te dichten. Tot overmaat van ramp breekt de sleutel van de kist waarin de kit opgeborgen ligt, af en komen er hordes vliegen en bijen op ons af. Marga wordt prompt door een bij gestoken en proberen het uit te zuigen.

Even later stopt de vrachtwagen die wij steeds zijn tegengekomen. Ze willen voor ons rijden naar de volgende plaats 150 kilometer verderop. Wij besluiten niet op het vriendelijke aanbod in te gaan omdat de kit uit moet harden. We blijven de nacht hier staan en de chauffeurs vertrekken. Met de machete hak ik takken en leg ze voor en achter de auto als teken van pech. De Afrikaanse gevarendriehoek. Als de kit is aangebracht en we weer binnen zitten proberen de bijen op allerlei manieren de camper binnen te dringen, ze zijn behoorlijk agressief. Sommige lukt het door het schoorsteentje van de geiser binnen te komen. Maar ze worden opgewacht.

 

Binnen enkele ogenblikken verandert de dag in een pikkedonkere nacht en dan komt een ander deel van het oerwoud tot leven. We horen veel aapgeluiden en andere voor ons onbekende geluiden.

Midden in de nacht raast een auto met enorme snelheid langs onze camper. Het was rakelings.

De volgende morgen is de kit goed gedroogd en het lijkt te werken op een klein lekje na. Vullen olie bij, vertrekken en controleren om de vijf kilometer en later om de tien enz.

In de middag komen we weer op asfalt en 20 kilometer later bereiken we Lastourville. Doen wat boodschapjes, bestellen motorolie voor morgen (komt met de trein uit Libreville), en vinden een lekker plekje bij de katholieke missiepost.

 

   

 

Hier fiksen we het resterende lekje en plakken houten plankjes op het verenpakket en onder de noodstoppers om het slaan van het differentieel tegen de carterpan te voorkomen. Misschien werkt het.

 

We worden veel gestoken door minuscuul kleine vliegjes genaamd Frou-frou of zoiets. De volgende dag zitten we allemaal onder de rode vlekjes en weer een dag later flinke jeuk. Na weer een dag is het weg.

 

De volgende dag halen we de olie op en komen in de plaats Moanda aan waar mangaan wordt gewonnen. De pastoor van de missie waar we overnachten, vertelt over het wanbeleid van de regering. Al het geld blijft in de hoofdstad hangen.

In Franceville, de tweede stad van het land (met maar 22.000 inwoners!), doen we de laatste boodschappen voordat we de grens met Congo Brazzaville overgaan.

Een man biedt zijn krokodil in een mand te koop aan. Fleur vindt het wel spannend, maar we hebben er geen plaats voor. Op en rond de rotonde is het een drukte van stalletjes en mensen. De supermarkt doet nogal oost-Europees aan, maar we kunnen toch nog de voorraden aanvullen. Fleur en Marga gaan naar de markt om fruit te kopen. Als Fleur een mevrouw ziet op blote voeten en veel vracht op haar rug vindt ze dat papa haar wel even thuis kan brengen, maar ze is al uit het zicht verdwenen.

 

 

   

 

Het stadje stelt niet veel voor en besluiten door te rijden naar Lekoni op het Bateke plateau dat uit een redelijke kale zanderige vlakte bestaat. We checken al uit bij de politie en de douane en omdat het al laat is zetten de camper naast een hotel neer.

De volgende morgen tanken we de camper af bij een pompstation dat vernuftig onder is gebracht in een 40 voet container en zien, terwijl we de weg opsturen, een landcruiser met een Brits kenteken bij de politie staan. Even bijpraten en actuele informatie uitwisselen met een leuk stel dat uit het zuiden komt. Wegenkaarten op de motorkap en de gps-en erbij voor de coördinaties. We krijgen te horen dat de wegen in Angola inderdaad heel slecht zijn.

 

Bij de feitelijke grensovergang, zo’n tien kilometer verderop, worden we binnen verwacht bij een soldaat van de gendarmerie. Daar krijgen we te horen dat de exitstempels op de dag ervoor staan en dat klopt niet dus betalen. 10.000,- francs per paspoort. In koor roepen we dat we daar niet in trappen en de soldaat begint te schreeuwen dat er betaald moet worden punt uit. Niks punt uit, de deur uit en de groeten aan moeders de vrouw. We rijden wel terug naar de politie om te vragen of dit wel een normale gang van zaken is.

 

Als wij instijgen, komt de man aangesneld en zet de ‘boete’ kracht bij door met een AK47 te gaan zwaaien. Het maakt op ons geen indruk meer en starten de motor. Woest roept hij mij naar binnen en daar vertelt hij dat hij toch maar even zijn chef belt om deze situatie voor te leggen. Hij belt helemaal niet echt maar doet alsof hij tegen iemand praat in zijn mobiele telefoon over toeristen die niet willen betalen, blablabla. Na vijf minuten ineens lieflijk handjes schudden op zijn Afrikaans (de vreemd aanvoelende driehandenschud) en natuurlijk hoeven wij niet te betalen. Hij zwaait ons uit en Bon voyage!

 

              

 

Over een zandweg rijden we volgens de gps de officiële grens over maar niets in de wijde omgeving te zien dat op iets op een post zou kunnen lijken. 30 kilometer verderop komen we aan bij een paar hutjes van bamboe, riet en stro. De politie en gendarmerie van de grensovergang.