Welkom op onze site > Reisverhalen > Nigeria

Nigeria

 

Half december - driekwart december 2008

 

De aankomst bij de grens Tchikandou is wederom een verrassing. De weg houdt gewoon op te bestaan, er is alleen een smalle doorgang via de vervallen kantoorgebouwtjes van de immigratiepolitie en de douane. We worden ontvangen door een hoffelijk en deftig Engels sprekende politieofficier ‘Welcome to Nigeria’.

 

                           

 

Op een doorgezakte bank wachten we op de entreestempels. Hoewel we visa hebben voor een maand vraagt de man hoe lang we willen blijven. Het blijkt als je dan vijf dagen zegt, je uiteindelijk ook maar vijf dagen krijgt. Gelukkig weten we dat en verzoeken om een maand. Niet dat dit de bedoeling is maar je weet maar nooit. Bij de douanebeambte gaat het niet zo soepel. Hij snapt het carnet niet (komt bij deze zeer kleine grensovergang ook nauwelijks voor) en vult een ander formulier in. De camper mag maar zeven dagen blijven. Toch ook maar het carnet meeingevuld. We wisselen nog wat francs in naira’s bij een opgeroepen geldwisselaar en verlaten het terrein via touwtje dat gevierd wordt.

 

Opeens verschijnt er vers asfalt, wij blij. We overnachten op een erf van een wegconstructiebedrijf. De eigenaar, een Libanees, is gastvrij, alleen de generator staat de hele nacht te pruttelen. Hij vertelt dat ze pas door de overheid betaald worden als ze tenminste aan aantal kilometer weg hebben aangelegd. In het verleden werd er bij voorschot betaald, maar het geld verdween zonder dat er ook maar iets gebeurde. Op de vraag hoe de weg verder is krijgen we geen duidelijk antwoord.

 

          

 

Hiep, hiep hoera. Ik vier vandaag mijn verjaardag. Fleur heeft als cadeau een mooie pennenhouder van een waterfles geknutseld. Ontbijten en inpakken, we willen vandaag de stad Mokwa bereiken, 280 kilometer verderop. Bij de afslag Kosubosu houdt het asfalt op. Dit is off road op z’n Afrikaans, de eerste echt slechte weg die we rijden. We geloven gewoon niet dat dit een weg is. De GPS laat ons in de steek en draait alle kanten op. We vragen wel tien keer aan passanten of dit wel de goede weg is naar Kaiama en elke keer wordt het bevestigd. Na een uurtje hobbelen door het zand halen we de ouderwetse magnetische kompas tevoorschijn en die geeft aan dat we inderdaad naar het oosten rijden. De weg wordt er niet beter op. Onderweg zien we mooie mensen in veelkleurige kleding die met twee handen tegelijk naar ons zwaaien, soms met beschilderde gezichten, witte strepen op de wangen en knalrode lippen.

 

We rijden met een snelheid tussen 5 en 15 kilometer per uur, de brommertjes crossen ons voorbij. We rijden door kleine dorpjes met rieten en lemen huisjes. De tijd staat hier stil. Kinderen die onder luid gejuich met ons mee rennen zijn we al gewend, maar we raken pas echt ontroerd als volwassen vrouwen daar tussenin mee rennen.

 

Ver in de middag bereiken we een dorpje dat ook op de wegenkaart staat. We stoppen voor een checkpost met een spijkerplank op de grond. Terwijl ik de papieren laat zien aan een politieagent onder een boom, verzamelt de hele schoolbevolking zich rond de camper. Tom slaapt en Marga en Fleur zingen liedjes. Even later klapt iedereen mee op de maat en zo ontstaat in het dorpje een feestje van een paar minuten.

Als de papieren in orde zijn en er geen cadeaus worden weggegeven gaat het touwtje op de grond en wordt de spijkerplank weggeschoven.

 

Aan de restanten van duikers en afwateringsgoten is soms te zien dat het heel vroeger een goede weg moet zijn geweest. Waarschijnlijk hebben de Engelsen deze weg nog aangelegd voor de onafhankelijk van het land in 1960 en sindsdien is er geen enkel onderhoud meer gepleegd. We zijn blij als we een vrachtwagen tegemoet zien komen. Dan weten we in ieder geval dat wij daar ook door kunnen. De chauffeur vertelt ons dat het er niet beter op wordt. Af en toe nemen we het verkeerde pad en dan in kruipsnelheid achteruit weer terug. Door al de (hevige) regenseizoenen zijn er diepe en brede gluiven ontstaan. Gelukkig is het nu droog. Er is op een gegeven moment keuze tussen een smal zandpad en een smal zandpad. We nemen het pad links. Na een half uur blijken we verdwaald te zijn, het pad houdt op te bestaan. Midden in het bos, de omgeving kan het beste beschreven worden als een overgangsgebied tussen savanne en jungle, proberen we te keren wat met veel steken lukt. We rijden terug en nemen het andere pad.  

 

              

 

Als het schemer wordt bereiken we een dorpje en kunnen bij het politiepostje overnachten. We zijn de attractie van het dorp. Ook hier weer vermaken Marga en Fleur de dorpsjeugd met liedjes.

We ruimen de rommel op in de camper, eten noodles en vallen in slaap. 9 uur rijden over 80 kilometer. Vorig jaar nog een cursus off road en nu de praktijk. Een bijzonder verjaardagscadeau…

 

             

 

De volgende dag een wandeling door het dorpje; praatje hier, handjes schudden daar. Dan weer verder richting Kaiama. De laatste 10 kilometer doen we in een uur en dan asfalt. Na het uitschakelen van de 4x4 aandrijving blijft het controlelampje op het dashboard branden. Het moet een raar gezicht zijn als we vijf keer achterelkaar een stuk achteruit rijden en dan weer vooruit. Om de centrale differentieel vergrendeling van de 4x4 uit te schakelen moeten we namelijk een stukje achteruit rijden. Uiteindelijk ontdekken we dat de sensor bij de tussenbak blijft hangen, gelukkig geen probleem dus.

 

De gezellige sfeer in de dorpjes veranderd in de stad. De weg is wel geasfalteerd maar niet onderhouden zodat we langs flinke potholes moeten manoeuvreren. We rijden meer langs de weg dan erop. We stoppen een paar keer bij de road blocks van de politie, maar na handen schudden en ´Nice country´ roepen kunnen we weer door. Bij de stad Waza verandert de gatenkaasweg in een goede asfaltweg. We passeren een oude bekende, de rivier Niger. Hier is de rivier bedwongen door de Kainji dam. Een fors bouwwerk dat een enorm stuwmeer gecreëerd heeft. We stoppen hier even voor een lunch.

   

 

Twee dagen later dan gedacht komen we aan in de plaats Mokwa. We vinden op de weg naar Bida een overnachtingplaats langs de weg bij een megafarm. Er is niets behalve een bewaker. We hebben weer gsm ontvangst en prompt gaat de telefoon. Joop en Cora aan de telefoon. De verjaardag sms-jes kunnen we lezen maar voicemail afluisteren lukt helaas niet. In de nacht strand een familie met hun auto en parkeert vlak naast ons. De volgende dag geven we de familie water, koekjes en brood, de bewaker een tip. We gaan verder richting Abuja, de hoofdstad van het meest bevolkte land van Afrika. 20% van de mensen in Afrika woont in Nigeria, zo´n 150 miljoen. Alleen al in de havenstad en voormalige hoofdstad Lagos en directe omgeving wonen al een kleine 20 miljoen mensen.

 

Het land heeft een niet bijzondere reputatie. Veel geweld, corruptie, in en in slechte en incompetente (militaire) leiders, oplichtingspraktijken, enorme olie-inkomsten (grootste producent van het continent), grote armoede tegenover enorme rijkdom enz.

Sinds het jaar 2002 is er hopelijk zicht op verbetering. De democratisch gekozen president Obasanjo maakt langzaam vorderingen, maar er is nog een hele lange weg te gaan. Er is een anticorruptie commissie ingesteld. Deze heeft in het jaar 2005 in een rapport gemeld dat sinds de oliewinning medio jaren zestig en het jaar 2002 een bedrag van ruim 350 miljard US$ aan olie-inkomsten is verdwenen of verkeerd is gebruikt.

 

   

 

Ver voor de hoofdstad komen we al in de drukbevolkte, aaneengesloten, voorsteden aan. We manoeuvreren langzaam door een drukke en chaotische marktplaats heen, het is allemaal erg smal. Het is opletten geblazen dat we niets en niemand raken. Marga gebaart uit het raam aan andere automobilisten dat ze moeten stoppen of juist doorrijden. We passeren in dit alles een tien meter hoge vuilnisbelt in het midden van de stad. Ernaast en bovenop staan hutjes. 

Als we weer een beetje op gang komen worden we vanuit het niets bestormd door een groep van een vijftal jonge mannen. Direct worden er een drietal spijkerplanken voor onze banden gegooid en krijgen we het verhaal te horen dat wij een soort wegenbelasting moeten betalen en wel direct, handje contantje. De mannen zijn niet in uniform en de prijs wordt gelijk pittig ingezet, een equivalent van € 150,--. We worden behoorlijk pissig en zij intimideren erop los. We moeten aan de kant gaan staan maar we blijven midden op de weg, waardoor een verkeersopstopping ontstaat met een hoop getoeter. Er zit weinig schot in de zaak maar we kunnen niet weg met die spijkers voor de banden en die opgefokte mannen rond de auto.

 

Dan stoppen er twee auto’s waarvan de bestuurders zich ermee gaan bemoeien en ook ruzie krijgen met de mannen. Uiteindelijk haalt een van de mannen de planken snel weg en gebaart ons nu gas te geven en dat is wat we doen. Al rijdend bedanken we de bestuurders. Wat een gedoe zo op de zaterdagmiddag.

 

Diesel is tegen de verwachting in redelijk makkelijk te koop. Wel staan er plenty verlaten of nimmer gebruikte tankstations langs de weg. De diesel is hier duurder dan benzine. Het schijnt dat het land diesel moet importeren vanwege gebrek aan een – functionerende – raffinaderij. De kwaliteit is niet altijd bijzonder. Bijmengen met goedkopere benzine, of nog erger met water, is kennelijk geen uitzondering.

 

   

 

In de namiddag bereiken we Abuja. We gaan op zoek naar het Sheraton hotel. Onder reizigers zoals ons een vast adres als je hier in de buurt bent. Na veel zoeken komen we met behulp van een taxi aan bij het hotel. Zonder iets te vragen worden we direct naar een plek gedirigeerd op een parkeerplaats aan de zijkant van het hotel. Het is gratis en we mogen zelfs voor niets gebruik maken van het zwembad. Je moet alleen de herrie van de waterzuiveringsinstallatie voor lief nemen. We zijn uitgeput en ploffen neer bij de bar aan het zwembad. Gelijk maar een snack bestellen en een drankje. Kosten ruim € 50,-- en het is niet eens te pruimen. Dat is dan gelijk de laatste keer.

Als we avonds voor de camper zitten te keuvelen komt een landcruiser aangereden met Ben uit België aan boord. Ben is een van de begeleiders geweest van een rally met lelijke eendjes (2CV) van België naar Togo. Van hieruit gaan de auto’s op een RoRo schip naar Antwerpen en de deelnemers vliegen terug. Ben rijdt nu alleen naar Zuid-Afrika, maar zal in Kinshasa zijn vriendin An oppikken. Het is gezellig en we besluiten samen het laatste deel door Nigeria te rijden. De zondag doen we rustig aan. We halen een broodje shoarma bij een Libanees, zwemmen wat baantjes en de kinderen poedelen heerlijk.

 

We ontmoeten bemanningsleden van de KLM en praten met inwoners van de stad. Naast onze parkeerplaats is het ook een komen en gaan want er is een kleine moskee gevestigd. We krijgen zo ook informatie over de route via het noorden. Dat wordt door iedereen afgeraden omdat twee weken geleden in de stad Jos, waar we dan doorheen moeten rijden, ernstige onlusten zijn uitgebroken tussen moslims en christenen. Daarbij zijn in een weekend 300 mensen het slachtoffer geworden en dat is niet de eerste keer. Feitelijk is hier geen sprake van een geloofsstrijd maar het was een uitbarsting van ongenoegen over het verloop en de uitkomst van de verkiezingen van de deelstaatregering.

 

We laten de noordelijke route maar voor wat het is en dat is wel jammer want dan hadden we Kameroen in het noorden binnen kunnen rijden en het nationale park Waza, met veel wildlife, kunnen bezoeken. Het wordt dus het alternatief, de zuidelijke grenspassage met de beruchte Ekok-Mamfe jungle route.

 

De volgende dag gaan we het visa voor Kameroen aanvragen. Naast diverse kopieën van alles en nog wat moeten we vreemd genoeg het visum betalen in West-Afrikaanse francs terwijl de geldeenheid in Kameroen de Centraal Afrikaanse francs is. Die hebben we niet meer en het wordt naira’s met een zeer onverdelige wisselkoers.

Ondertussen gaan we met een taxi op zoek naar de ambassade van Angola. Na veel zoeken vinden we het maar de bewakers melden nors dat het personeel al op kerstreces is, terwijl kerstmis pas over anderhalve week is. En dan heb ik het even gehad.

 

In de middag melden Ben en ik ons bij het consulaat voor het ophalen van het visa. We worden niet meer binnengelaten door de bewakers omdat het al gesloten is. We vertellen hen maar dat we gebeld hebben en er binnen op ons gewacht wordt. Ze laten ons binnen en wij struinen het gebouw af totdat we de visummevrouw vinden. En ja hoor de visa staan in de paspoorten. We kunnen morgenochtend weg.

Om acht uur vertrekken we uit de stad. Als we bij een tankstation staan zien we in vijf minuten tijd drie aanrijdingen om ons heen. De rijstijl van de gemiddelde Nigeriaan is beste te typeren als: doe maar wat maar wel snel. We zien op de vierbaanssnelweg ineens een spookrijder aan de andere kant, maar al snel zien we er meer en met een gangetje van honderd schatten we zo in. Dat is dus normaal.

 

Ben rijdt voor maar die raken we in de ochtendspits al snel kwijt. We wachten even en sturen elkaar sms-en. We nemen de rijstijl alras over en keren midden op een drukke vierbaansweg. We worden door andere automobilisten toegejuicht met de veelbetekende woorden: ’You are mad’. Yes, reken maar! Wij noemen dat in de polder ‘inburgeren’.

 

De sfeer in de stad voelt erg gespannen. Het lijkt wel of iedereen snel rijk wil worden ten koste van anderen.

 

We treffen elkaar weer en dan rijden we voortvarend de hoofdstad en haar conglomeratie uit. De weg via Wamba en Makurdi is prima te doen. We zien een paar keer in de verte onze spijkerplankvrienden aan de kant van de weg zitten te suffen. Even gas erop en ze zijn nu telkens net te laat met hun actie. Ben merkt hiervan helemaal niets, onze auto valt nu eenmaal meer op.

 

We leven op instant noodles, pasta’s, water met poederlimonade en blikvoer. Soms kunnen we aan vers fruit en groente komen.

 

In de verte springen er zeven mannen in spierwitte uniformen de weg op en dirigeren ons aan de kant. Het is verkeerspolitie en in beide auto´s klimt een agent en we moeten ergens naar toe. Waarnaartoe vertelt hij niet. We denken nog dat ze een gratis lift willen naar de eerstvolgende stad maar we moeten stoppen bij een soort geïmproviseerd APK-station.

 

Ben en ik melden ons bij de autoriteit zelve, de Chef. Voorzien van veel te grote goudkleurige epauletten vertelt hij ons de reden van ons gedwongen bezoek aan zijn domein. De auto´s moeten een technische keuring ondergaan en alle papieren moeten worden ingeleverd. We moeten beiden proesten van het lachen als je bedenkt hoe het wagenpark hier in Nigeria erbij rijdt. Maar de echte reden is natuurlijk dat het hier een betaalstation betreft ter aanvulling van de salarissen van de chef en zijn chefs. Een aantal locals zitten er sip bij want hun auto mankeert wel het een en ander en dat gaat veel geld kosten om weer op de baan te mogen.

 

De landcruiser is het eerste aan de beurt. De claxon werkt niet (volgens Ben al sinds België niet) en proberen het ter plekke te repareren. Gelukkig bemoeit een van de jonge agenten zich ermee maar draait pardoes de kop van een bout eraf. Daar maken we natuurlijk veel stampij over in de trant van: ‘zo, gaan we een dure auto mollen?’. Ondertussen kwartieren we in en verzorgt Marga broodjes en koffie. We hebben geen haast, althans dat is de indruk die we willen maken. Fleur en Tom vermaken zich heerlijk met hamertje tik.

 

Onze camper wordt door de chef zelf technisch beoordeeld. Toeter OK, remlichten niet helemaal OK (al sinds Marokko blijven de remlichten continue branden). Voet van de rem roept hij, maar ik doe alsof ik hem niet begrijpt en Marga vult aan dat het allemaal goed is. Dan krijgen we een korte verkeerscursus aangaande het belang van goed werkende remlichten en dan vind hij het wel prima. Ik bedank hem in het Engels voor zijn zeer kundig advies en roept daarna  al glimlachend en in het Nederlands dat het een hufter is. Een glimlach terug. Na een kwartier krijgen we onze papieren terug en vervolgen onze weg.

 

De omgeving wordt langzaam aan weer tropisch, palmbomen en bewerkte akkers. De mensen zwaaien weer en opeens eindigt het asfalt en begint een zeer slechte en smalle piste door een bos. Daar hebben niet zo veel trek in en vragen aan de bewoners of dit wel goed is. Het klopt wel maar er is ook een goede omleidingsweg maar die is veel langer, een andere bewoners spreekt dit weer tegen. We gaan toch maar voor de omleidingsweg en de schemer begint snel in te vallen. Bij elke splitsing vragen we naar de hoofdweg. Volgens de gps rijden we wel de goede kant op maar de weg zelf staat niet in de gps of op de kaart.

 

Na ruim 450 kilometer gereden te hebben vinden we een overnachtingplaats bij een plattelandsschool. In de nacht wordt het dorp bewaakt door een zelf ingestelde burgerwacht. Ook onze auto´s worden bewaakt.

 

    

 

De volgende dag staan er honderden kinderen rond onze auto´s. De sfeer is gemoedelijk en nieuwsgierig. Het vrouwelijke schoolhoofd poseert gretig en neemt wat giften voor de school in ontvangst. Die verdwijnen prompt ergens in haar kantoortje.

We zijn in het zuid-oosten van Nigeria aangekomen. Eind jaren zestig/begin jaren zeventig bekend als Biafra. Dit toen zelf uitgeroepen onafhankelijk land werd het strijdtoneel van zware gevechten en hongersnood waarbij ruim een miljoen mensen zijn omgekomen.  

 

Als we onze weg vervolgen komen we inderdaad op de hoofdweg aan en een paar uur later bij de eerste checkpost van de grens. Bij het uitstappen zien we tot onze grote schik een flinke plas olie onder onze camper en bij naderde beschouwing komt het uit de carterpan. De olie sijpelt er vlot uit. De politieman wil onze paspoorten maar we gaan de grens niet over voordat ons probleem is opgelost. Na een korte woordenwisseling en toch paspoortgegevens invullen in dikke boeken, rijden we terug naar het stadje Ikom. Bij een kleine garage in de openlucht parkeren we de auto. Een specialist in oude landrovers. De eigenaar helpt direct. Het lek in de carterpan is volgens hem ontstaan door het galopperen van de truck. Dat gebeurt voornamelijk bij slechte asfaltwegen. Tijdens het galopperen, slaat het differentieelblok van de vooras tegen de carterpan. Vreemd. Met tweecomponenten metaallijm wordt het lek provisorisch gedicht en vullen de olie bij. Na een half uur zijn we klaar en krijgen nog een papaja toe. Ondanks dat hij niets voor de reparatie hoeft te hebben geven we hem tien dollar. Allemaal blij en weer op naar de grens. De politieagent is nu een stuk vriendelijker en vraagt of alles goed is gegaan. Wij zijn weer terug in de tropen, het water guts van ons af.

 

De volgende controlestop is ook onduidelijk. We worden het hemd van het lijf gevraagd en de visa worden zeer nauwkeurig gecontroleerd. Het is puur zoeken naar iets wat niet klopt en dan… betalen. Ondertussen praten we over koetjes en kalfjes. De officier vertelt een verhaal dat een paar maanden geleden een Europees stel met een landcruiser via deze grensovergang Kameroen in wilde rijden, maar dat hij hen had geadviseerd dat niet te doen omdat het traject van 60 kilometer ondoenlijk was wegens de zware regenval. Toch gedaan en na een week zag hij ze terug. Toch maar een andere route.

 

Maar na een half uur levert het niets op, de paspoortgegevens worden in dikke boeken overgenomen en we kunnen naar de verderop gelegen controlepost drie. Deze is wel zinvol, dit is namelijk de immigratiepolitie. Paspoortgegevens worden weer in dikke boeken overgenomen en de paspoorten worden uitgestempeld. Controlepost vier is ook OK, de douane. Carnet wordt afgestempeld.

Controlepost vijf is de narcoticadienst. De medicijndozen worden doorgenomen en de paspoortgegevens verdwijnen in dikke boeken. Controlepost zes is de binnenlandse veiligheidsdienst. Paspoortgegevens worden overgenomen in dikke boeken en er wordt een klein interview gehouden. Vragen zoals wie betaald dit reisje en wat doe je voor de kost vullen de tijd. Na drie uur kunnen we de brug over de Cross River overrijden en komen we aan in Kameroen. De rivier en de omgeving zijn prachtig. ´Kameroen, moet je doen!´, zingen we met zijn allen…